En in de hete stuifsneeuw
en in de hete stuifsneeuw
kauwt de ezel zijn distel
in de linkeronderhoek
de tanden van de papegaai
in veertien talen wordt gezwegen
geboden of verkocht
het is een gesel immers of een god
de demonen lachen nimmer ver
zij verrijzen in de hitte
van het dode doden doden
daar zucht een zeis met kameraden
en altijd altijd tijd vertikt m'n schamele raap
hij stamelt aan de rand maar laat niets merken
ze is zo groot en donderend ze heeft hem in de smiezen
draaft hij manhaft de afgrond in
viool tussen de tanden
het zal me smoren
drinken lusten
sleuren dopen
branden smachten
tot in het hart van al wat zwart
en onbegaanbaar is
Geen opmerkingen:
Een reactie posten